LEVENSDUUR
De levensduur van een loodaccu is van een groot aantal (combinaties van) factoren afhankelijk die het functioneren kunnen verlengen, maar ook verkorten. Een loodaccu is een slijtageproduct. De belangrijkste factoren zijn:
- Temperatuur: bij een hoge temperatuur lopen zijreacties zoals gassen (waterverbruik) en corrosie vele malen sneller. Een vuistregel is dat de levensduur van de accu halveert bij elke 10°C temperatuurverhoging boven 20°C.
- Diepte van ontlading: bij het ontladen wordt de mechanische structuur van met name het positief actief materiaal zwaar belast. Wanneer dit veelvuldig plaatsvindt wordt de binding tussen de deeltjes zwakker en materiaal valt uit. Resultaat is verlies aan capaciteit. Zo is het aantal cycli dat gemaakt kan worden door de accu bij een ontlaaddiepte van 80% nog maar 10% van het aantal cycli bij 10% ontlaaddiepte.
- Onderhoud: met name bij langdurige druppelperiode met een te hoge spanning, of cyclisch gebruik bij een hoge temperatuur wordt water verbruikt. Dit water dient tijdig aangevuld te worden. Gebeurt dit niet dan wordt het zuur dat in de accu zit sterker en sterker en daarmee corrosiever t.a.v. de positieve platen. De platen worden “opgevreten”.
- Lading: te veel, maar zeker ook te weinig, lading zijn funest voor een goede levensduur van de accu. Een teveel leidt tot hittevorming en overmatig waterverbruik en daardoor corrosie en uitslikken. Een te weinig zorgt voor stratificatie en sulfateren.
In het laboratorium wordt voor de bepaling van “de levensduur” een onderscheid gemaakt tussen start- en semi-tractieaccu’s. Startaccu’s cycleren relatief ondiep (20% ontlaaddiepte) en de nadruk ligt op startvermogen (Norm EN50342). Semi-tractieaccu’s cycleren vele malen dieper (75% EN60254) en krijgen met een laadfactor van 1,25 een behoorlijke hoeveelheid overlading te verduren. Doordat beide levensduurtesten uitgevoerd worden bij 40°C wordt de slijtage versneld.